Uit provinciale heffingen ontstaan inkomsten, die betaald worden door de burgers en het bedrijfsleven. Met provinciale heffingen creëren wij de mogelijkheid aanvullend (op onder meer de uitkering uit het Provinciefonds) collectieve voorzieningen, zoals deze in de verschillende programma’s zijn opgenomen, te financieren. Bij de provinciale heffingen gaan wij zoveel mogelijk uit van het profijtbeginsel, waarbij het uitgangspunt is dat degene die profiteert van een voorziening, voor die voorziening betaalt. Het profijtbeginsel manifesteert zich sterker bij heffingen (bijvoorbeeld de provinciale leges) dan bij belastingen (bijvoorbeeld de motorrijtuigenbelasting).
Lastendruk
De provinciale heffingen bepalen, zij het in geringe mate, de collectieve lastendruk en zijn dus mede bepalend voor de omvang van het besteedbaar inkomen. Wettelijk mag het bedrag van een provinciale belasting niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.
Lokale heffingen moeten overheidsoptreden legitimeren
Wat krijgt de burger/ondernemer terug voor de belasting/heffing die aan de provincie wordt betaald? De provincie streeft naar evenwicht tussen het ervaren van overheidsoptreden en de hoogte van het te betalen bedrag. In de Provinciewet staat dat provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting tot een bepaalde limiet geheven mogen worden. In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) staat dat de provinciale heffingen maximaal kostendekkend mogen zijn. Bij overtreding van deze regels kan de belastingrechter de desbetreffende heffingsverordening onverbindend verklaren.
Tarief opcenten
In het coalitieakkoord ‘Duurzaam doorpakken is opgenomen dat de provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting niet worden verhoogd. De opcenten motorrijtuigenbelasting zijn in de provincie Noord-Holland voor het laatst in 2009 verhoogd. Noord-Holland is de provincie met het laagste opcententarief motorrijtuigenbelasting.
Provinciale opcenten 2014-2019
Provincie | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 |
Drenthe | 88,3 | 90,3 | 92,0 | 92,0 | 92,0 | 92,0 |
Flevoland | 76,6 | 76,6 | 77,4 | 78,2 | 79,0 | 79,8 |
Friesland | 90,3 | 94,1 | 68,8 | 69,4 | 70,0 | 71,1 |
Gelderland | 87,1 | 89,3 | 88,7 | 89,2 | 89,2 | 89,2 |
Groningen | 87,1 | 88,4 | 88,9 | 88,6 | 89,3 | 90,4 |
Limburg | 76,6 | 77,9 | 77,9 | 77,9 | 77,9 | 77,9 |
Noord-Brabant | 75,8 | 76,1 | 76,1 | 76,1 | 76,1 | 76,1 |
Noord-Holland | 67,9 | 67,9 | 67,9 | 67,9 | 67,9 | 67,9 |
Overijssel | 79,9 | 79,9 | 79,9 | 79,9 | 79,9 | 79,9 |
Utrecht | 72,6 | 72,6 | 72,6 | 72,6 | 72,6 | 72,6 |
Zeeland | 78,3 | 78,3 | 82,3 | 82,3 | 82,3 | 89,1 |
Zuid-Holland | 95,0 | 95,0 | 92,0 | 91,4 | 90,4 | 90,4 |
Gemiddeld | 81,3 | 82,2 | 80,4 | 80,5 | 80,6 | 81,4 |
Maximum tarief | 109,1 | 110,1 | 110,6 | 111,0 | 111,8 | 113,2 *) |
*) septembercirculaire 2019 provinciefonds
Kwijtscheldingsbeleid (art. 10 BBV)
Gelet op het karakter van de heffingen van de provincie Noord-Holland voert de provincie het beleid om geen kwijtschelding toe te passen.